Arbeidsongeschikte kan geen kant op

Terwijl Jim Faas, voorzitter van de NVVG, zich zorgen maakt over het vervagen van de grens tussen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, ontvangt UWVreselijk wekelijks meldingen van arbeidsongeschikten die niet aan het werk durven te gaan uit angst voor represailles van het UWV.

De zorgen van Faas over het vollopen van de arbeidsongeschiktheidsregelingen zijn terecht, maar dat betekent niet dat mensen te makkelijk worden toegelaten. Zelfs als mensen ernstig ziek zijn, verklaart de UWV-arts ze doodleuk geschikt voor werk. Er is dus iets anders aan de hand.


Arbeidsongeschikt zijn betekent niet automatisch dat iemand niet kan werken. Het is een economisch begrip en geen medische kwalificatie. Niet de mate van ziek zijn, maar het loonverlies is bepalend voor de mate van arbeidsongeschiktheid en voor de hoogte van de uitkering.
Er zijn dus mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die niet hoeven te werken, maar die dat wel kunnen en willen. Soms met wat hulp van buitenaf.


Wie chronisch ziek is kan om te beginnen moeite hebben met het vinden van een geschikte werkgever. Op vaste tijden een gelijkmatige output leveren lukt niet altijd, terwijl werkgevers daar wel graag op rekenen. Sommigen gaan dan ook als zelfstandige aan de slag.

Als het je lukt om werk te vinden hoef je vervolgens niet op enige medewerking te rekenen. De duurbetaalde medewerkers van het UWV zijn dermate ongemotiveerd en gemakzuchtig dat ze mensen die zomaar willen werken helemaal niet kunnen plaatsen. In plaats van steun krijg je te maken met achterdocht. Vragen worden niet beantwoord en je wordt amper voorgelicht. Je verschijnt pas op de radar als de medewerkers van het UWV je op ‘fraude’ kunnen betrappen.

Met name starters worden hiervan de dupe, zoals deze ondernemer uit Rotterdam die ruim twee jaar voor niets werkte. Dit gaf in december 2014 aanleiding tot het stellen van Kamervragen. En nu is er opnieuw een zelfstandige die ineens van fraude wordt beticht, terwijl ze al jaren een tekstbureau heeft waarmee ze haar geringe uitkering aanvult tot een leefbaar inkomen.

 

 

Volgens het UWV zijn het incidenten, maar dat strookt niet met het aantal meldingen dat wij ontvangen en ook niet met het aantal ‘fraudeurs’ dat wordt beboet.

Van het inkomen dat je als arbeidsongeschikte verdient wordt 70% verrekend met je uitkering. De overige 30% mag je houden. Voor wie slechts een kleine uitkering ontvangt is deze regel nogal onlogisch en niet bepaald een stimulans om te gaan werken, laat staan te gaan ondernemen.

Een ander aandachtspunt is het inefficiënte keuringsbeleid. Omdat ‘streng’ keuren de norm is, duurt het vaak maanden tot jaren voor de medewerkers van het UWV een uitkering willen verstrekken. Wie eenmaal door deze hel is gegaan bedenkt zich wel drie keer alvorens ooit nog aan het werk te gaan en daarmee het risico te lopen op een herbeoordeling.

Arbeidsongeschiktheid wordt op deze manier een eindstation. Om de regelingen werkbaar te houden moeten de in- en uitstroom worden versoepeld. Het moet weer gaan over menselijkheid in plaats van over regeltjes en controle.

De meeste mensen willen gewoon hun eigen geld verdienen. Uitkering of niet. Aandoening of niet. Dit stimuleer je niet door ze te beschouwen als potentiële fraudeurs, maar door ze ruimte te geven. Weg met de onzinnige regel dat 70% van je inkomsten wordt gekort op je uitkering. Pas als je meer verdient dan het minimumloon mag er gekort worden. Werken moet lonen, juist voor degenen die daarvoor drie keer zo hard moeten knokken als een ander.