De Fraudewet - als fraude geen fraude is

De Fraudewet die per 1 januari 2013 in werking trad blijkt veel onschuldige slachtoffers te maken. Mensen die zich van geen kwaad bewust zijn worden opgezadeld met hoge boetes. Onschuldige handelingen, vergissingen en geringe termijnoverschrijdingen worden aangemerkt als fraude. Om dit mogelijk te maken heeft de politiek, speciaal in het geval van uitkeringsontvangers, een geheel nieuwe betekenis gegeven aan het begrip 'fraude'.


Lees ook:
De Fraudewet faalt - tienduizenden boetes blijken onterecht


definities

De gangbare betekenis van het woord 'fraude' is: met opzet een onjuiste voorstelling van zaken geven met als doel economisch voordeel te behalen.

In de memorie van toelichting van de Fraudewet staat echter iets anders:

"Er is sprake van uitkeringsfraude als een verwijtbare overtreding van de inlichtingenverplichting resulteert in onverschuldigde betaling van de uitkering."

In de definitie van de Fraudewet speelt opzet om een onjuiste voorstelling van de feiten te laten ontstaan geen rol. Het gaat slechts over verwijtbaarheid, maar die verwijtbaarheid kan ook heel gering zijn.

Daarmee wordt fraude in de Fraudewet anders gedefinieerd dan wat er in het dagelijks taalgebruik onder wordt verstaan. Ook mensen die niet opzettelijk de inlichtingenplicht schenden en er geen voordeel uit willen halen, krijgen een boete ingevolge de Fraudewet. De vraag of er opzet in het spel is speelt totaal geen rol.

Het UWV kijkt alleen maar of er een onverschuldigde betaling is gedaan. Zo ja, dan volgt er in principe een boete, ook als de betaling het gevolg is van onjuiste voorlichting, een verklaarbare termijnoverschrijding of van de falende website van het UWV.


Uitkeringsfraude is de enige soort fraude waarbij opzet geen vereiste is



ombudsman

Het is dan ook geen wonder dat de ombudsman onlangs constateerde dat de boetes in veel gevallen onterecht zijn. Het gaat helemaal niet om fraude, maar om fouten van het UWV die voor de uitkeringsontvanger vaak heel moeilijk te herstellen zijn. De ombudsman sprak met een heel aantal UWV-medewerkers. In hoofdstuk 4.2 van zijn rapport lezen we dat deze medewerkers beamen dat het niet om echte fraude gaat:

“De meerderheid van de ondervraagde uitvoeringsambtenaren schatte dat bij de (overgrote) meerderheid van de uitkeringsgerechtigden die in het kader van de Fraudewet een boete krijgt geen frauduleuze intenties spelen. De ondervraagde uitvoeringsambtenaren geven zonder uitzondering aan dat een groot deel van de mensen dat een boete krijgt zich vergist of er door overmacht van weerhouden is de juiste informatie aan te leveren.”

“Medewerkers vertelden dat veel burgers verbaasd en beledigd zijn als zij een boete krijgen terwijl zij niet hebben willen frauderen. Ze begrijpen het niet en voelen zich als fraudeur behandeld.”


‘Fraude’ mag niet meer

De wetgever en het UWV weten dat onschuldige mensen zich niet zomaar van fraude laten beschuldigen. Hun oplossing? Het woord 'fraude' zoveel mogelijk vermijden. Sinds het debacle van de drieduizend zzp’ers is de term 'fraude' compleet geschrapt uit het vocabulaire. De ‘fraude-inspecteurs’ van het UWV zijn ‘handhavingsdeskundigen’ gaan heten en in alle correspondentie wordt het begrip 'fraude' zorgvuldig vermeden.

Gedupeerden die zich bij ons melden voelen zich vaak zeer beledigd: “Het UWV beschuldigt me van fraude!” Maar feitelijk is dit niet het geval. De beslissingen van het UWV ademen weliswaar beschuldigingen van fraude uit, maar het staat er nooit letterlijk.

Zelfs de Fraudewet heet eigenlijk geen Fraudewet maar Wet Aanscherping.  


Media

In de communicatie naar de slachtoffers vermijdt het UWV het begrip 'fraude', maar in de externe communicatie wordt dit begrip juist veelvuldig gebruikt. Onverschuldigde betalingen heten ineens 'gefraudeerde bedragen'. Ten onrechte, want van opzet of bedrog is meestal geen sprake. De media nemen dit taalgebruik over.

Door deze wijze van communiceren kunnen politici en het UWV opscheppen over het feit dat ze 'fraude hard aanpakken’.


Asscher

Ook minister Asscher behandelt gedupeerden alsof ze achterlijk zijn. In zijn kamerbrief van 26 mei 2014 aan de schrijft hij:

“Door het vermijden van de term “fraude” in communicatie, maar te spreken over normschending of overtreden van de inlichtingen- of informatieplicht wordt beoogd te voorkomen dat cliënten zich gecriminaliseerd voelen.”

Je krijgt een hoge boete, terwijl je onschuldig bent. Die krijg je op grond van de Fraudewet. In de media lees je over gefraudeerde bedragen, maar je moet je vooral niet gecriminaliseerd voelen? Hoe moet je je dan voelen? Dankbaar?


Raad van State

Voordat een nieuwe wet wordt doorgevoerd, geeft de Raad van State daar advies over. Zo ook bij de Fraudewet. De Raad van State maakte nadrukkelijk bezwaar tegen het gebruik van de term 'fraude' en adviseerde dit alleen te gebruiken indien er sprake is van bedrog:

“Het is de Afdeling opgevallen dat de toelichting stelselmatig gebruik maakt van het begrip "fraude", als het gaat om de voorstellen die zien op de sociale zekerheid. Fraude betekent bedrog en veronderstelt opzet. Blijkens de tekst van de diverse voorgestelde bepalingen gaat het evenwel om het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichtingen op grond van de diverse wetten. Daarbij speelt de mate van verwijtbaarheid een rol bij de bepaling van de hoogte van de boete.

De toelichting wekt door enkel en alleen het begrip fraude te gebruiken de indruk dat ieder gebrek in de nakoming van de inlichtingenplicht bedrog is. Dat is onjuist en schept ook een verkeerd beeld. De Afdeling adviseert daarom in de gehele toelichting het begrip fraude alleen dan te gebruiken als daarmee bedrog bedoeld is.”

Minister Kamp (SZW) antwoordde daarop als volgt:

“Fraude is geen juridisch maar een maatschappelijk begrip. Het advies van de Afdeling om in de gehele toelichting het begrip fraude alleen te gebruiken als daarmee bedrog is bedoeld, wordt niet overgenomen. In dit wetsvoorstel wordt een ruimer begrip fraude gehanteerd.”

Het advies van de Raad van State werd dus genegeerd. Het interesseert de Minister niets dat onschuldige mensen vanaf nu kunnen worden weggezet als fraudeurs. De wet is er alleen maar gekomen zodat politici kunnen benadrukken dat ze uitkeringsfraude ‘stevig aanpakken’. En bij gebrek aan echte fraudeurs passen ze gewoon de definitie aan, zodat vrijwel iedere uitkeringsontvanger gemakkelijk als fraudeur kan worden aangemerkt.