Geen fraudeur, toch boete: bevindingen

Op 4 december 2014 publiceerde de Nationale ombudsman een onderzoek naar de uitvoering van de Fraudewet. Zijn bevindingen lees je hier.

De Fraudewet heeft fraudebestrijding en fraudepreventie als doel. Uit dit onderzoek blijkt echter dat er naast fraude andere redenen zijn waarom mensen niet aan de inlichtingenplicht voldoen. Redenen die losstaan van het misbruik willen maken van de sociale zekerheid. Dit onderzoek laat zien dat het iedereen kan overkomen dat hij de inlichtingenplicht schendt zonder dat hier een fraudeintentie aan ten grondslag ligt.

5.2 Bevindingen

De Nationale ombudsman komt tot de volgende bevindingen:

  • Er zijn redenen waarom mensen wel willen voldoen aan de inlichtingenplicht, maar dit niet kunnen:
    1. De overheid is complex: mensen beschikken over de juiste informatie, hebben de middelen om deze informatie door te geven, maar begrijpen niet welke informatie relevant is of welke informatie zij precies moeten doorgeven;
    2. De informatie is niet aangekomen: mensen beschikken over de juiste informatie en geven deze informatie ook door, maar slagen er niet in deze informatie daadwerkelijk bij de overheid op de juiste plaats te krijgen.
    3. De informatie is (nog) niet beschikbaar: mensen weten dat zij bepaalde informatie moeten aanleveren, willen dat ook, maar beschikken zelf (nog) niet over die informatie;
    4. Subjectief onvermogen: mensen beschikken over de juiste informatie, hebben de middelen om deze informatie door te geven, maar persoonlijke redenen staan er aan in de weg om het daadwerkelijk te doen. Deze redenen variëren van het simpelweg vergeten, zich vergissen, een misverstand of bijvoorbeeld een medisch-psychische toestand of een levensfase met persoonlijke tragedie die het doorgeven van informatie tot een lage prioriteit maakt.
  • De boetes zijn disproportioneel hoog als er een andere oorzaak dan het willen frauderen ten grondslag ligt aan het overtreden van de inlichtingenplicht. De hoge boetes vinden hun rechtvaardiging in frauduleus handelen. Dat is in deze gevallen echter niet aan de orde. Deze hoge boetes kunnen een averechts effect hebben op de motivatie van mensen om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Dit effect wordt versterkt bij uitsluiting van schuldhulpverlening wegens een zogenaamde fraudeschuld en het bij recidive niet meer respecteren van de beslagvrije voet.
  • De waarborgen in het strafrecht zijn groter dan in het bestuursrecht. In het strafrecht dient immers opzet aangetoond te worden. In de huidige bestuursrechtelijke uitvoeringspraktijk moet de uitkeringsgerechtigde aantonen dat hij verminderd verwijtbaar is. De bestuursrechtelijke boetes kunnen heel hoog zijn terwijl bij strafrechtelijke vervolging vaak volstaan wordt met een taakstraf (weliswaar met strafblad).
  • Fraude lijkt met deze wet niet effectief bestreden te worden. Aan de wens om misbruik van uitkeringen tegen te gaan en fraudeurs hard aan te pakken wordt niet of nauwelijks voldaan door middel van de uitvoering van deze wet, zo geven alle geïnterviewden aan. De pakkans voor deze groep neemt niet toe als gevolg van deze wet. De wet draagt niet bij aan opsporing. De wet lijkt hier zijn doel voorbij te schieten.