Juf Klijnsma

COLUMN - Meester Jaap keek diegene die de dag ervoor afwezig was geweest met een doordringende blik aan en vroeg wat de reden van zijn niet verschijnen in de klas dan wel mocht geweest zijn. Meestal kwam er een dan een antwoord in de zin van verkouden of buikpijn of moest naar de tandarts. Het leverde altijd gefronste wenkbrauwen en een doordringende blik op waarna hij gnuivend en met de wijsvinger omhoog tegen de hele klas zei: “Er is maar één reden waarom iemand van jullie niet naar school kan komen en dat is wegens een viervoudige amputatie.” Hier wachtte hij even om de betekenis van ‘een viervoudige amputatie’ goed door ons te laten doordringen, stak zijn wijsvinger naar ons en bulderde: “En dan kan je nog komen rollen, begrepen!”

In de doodse stilte die daarop volgde snoefde meester Jaap hoe hij als kind van onze leeftijd te voet door weer en wind, winter en zomer en ook op zaterdag, naar school ging en nooit maar dan ook nooit één dag had verlet omdat hij verkouden was of buikpijn of naar de tandarts, ziek zijn doen jullie maar in je eigen tijd was het adagio van meester Jaap. Willekeurig of onwillekeurig bombardeerde meester Jaap zich tot de norm, de norm waar ook wij moesten aan voldoen. Hierbij hield hij geen rekening met leerlingen die een beetje minder sterk gestel hadden of wat gevoeliger waren voor virussen en bacteriën, wat minder geluk of gewoon leerlingen waarbij de deuren van het leven niet verder waren geopend dan een kiertje.

Als ik staatsecretaris Klijnsma op de kwelbuis zie verschijnen, die ons voor de zoveelste keer komt uitleggen wat een zegen de Participatiewet voor de Wajonger en ander minder bedeelde in dit land wel is moet ik altijd terugdenken aan meester Jaap. Altijd zie ik op dat vergenoegde gezicht van Juf Klijnsma dat zij zich verheven heeft tot de norm waaraan iedereen in dit land moet voldoen. Altijd lees ik in haar ogen de onverholen blik van de arrogante bestuurder die vooral zichzelf ziet als het voorbeeld der voorbeelden. Het lijkt of ze zegt: ‘kijk mij nou, kijk hoever ik het geschopt heb ook al heb ik een beperking.’ En daar graag bij vergeet dat de deuren van het leven wagenwijd voor haar hebben open gestaan. Zij vergeet dat niet elk mens met een beperking een zondagskind is of was. Vergeet dat er ook mensen zijn die niet het geluk hadden om vanaf hun jonge levensjaren met alle egards behandeld te worden. Zij hebben geen chauffeur, zoals juf Klijnsma,die de deur van de auto voor hen opent, geen secretaris die de zware boodschappentas draagt, geen knop op de telefoon die met één druk een batterij aan hulpverleners en adviseurs in stelling brengt, geen hoog loon waardoor ze kunnen ontsnappen aan het dagelijks sappelen op uitgaven om eens in de vijf jaar een weekje vakantie te vieren op een zeiltje in een goedkoop tentje.

De participatiemaatschappij van juf Klijnsma heeft de zelfde norm als meester Jaap, wie niet meekomt of meedoet heeft daar zelf schuld aan, altijd!

 

J. Dark